Rijtjeshuizen hebben ieder een eigen voordeur aan de straat en van oorsprong een (bijna) identieke of spiegelbeeldige plattegrond. In Nederland ligt de oorsprong in hofjes in de oude steden. In Heiloo is dat terug te vinden met een centrale parkeerplaats dat gemeenschappelijk eigendom is van de woningbezitters (voorheen vaak eigendom woningbouwcorporaties). Verschil met oude hofjes is dat de hoekwoning niet meer is ingebouwd, maar die laten we gewoon onder de categorie ‘rijtje’ vallen omdat het meestal één geheel vormt met een blok woningen of een hofje nieuwe stijl.

Voor rijtjes woningen is voor verduurzamen veel onderzoek gedaan omdat veel van die woningen in bezit zijn van woningbouwcoöperaties. Die hebben een onderhoudsprogramma waarin al hun woningen in een buurt of wijk in één keer worden opgeknapt en/ of verduurzaamd. De woningen zijn door de jaren heen op dezelfde manier onderhouden en de woningbouwcorporatie kan met een eenduidig pakket van eisen en wensen een seriematige aanbesteding doen. Dat is hun kernactiviteit (bron fot klik hier).

Bij particulier woningbezit ligt dat voor dit type woningen vaak anders door de verschillende eigenaren die in de loop der jaren al verduurzaamden of aanpassing en uitvoerden. Het is dus een minder homogeen woningbestand, met elk individu zijn eigen eisen en wensen, zonder ervaring in uitbesteden of kennis van de nieuwste technieken.

Het is goed mogelijk om als individuele bewonder je woning geheel van het gas af te halen. Daar zijn  voorbeelden van in Heiloo. De uitdaging lijkt echter om door samenwerking de schaalvoordelen realiseren te behalen die ook woningbouwcorporaties hebben door meerdere woningen tegelijk aan te besteden. Bij twee onder een kap moet je het eens worden met je buurman; bij rijtjeswoningen met een ‘hofje’ gaat het al snel 20 woningen. Nu hoeft niet iedereen mee te doen. Maar het energieverbruik van een tussenwoning is relatief laag en dus verdien je minder terug op de energierekening. Dan is een wat lagere investering door het samen te doen handig.

Daarbij bieden nieuwe technieken met kleine lokale netten voor bijvoorbeeld een ’hofje’ misschien een betere oplossing. Tot slot gaat de woningwaarde van een woning er meestal niet op vooruit als iedereen op eigen houtje eigen systemen aan de gevel hangt in een blok rijtjeswoningen.

De uitdaging is dus het samenwerken,waarbij er niet zoals bij appartementen een vereniging van eigenaren is met besluitvormingsprocedures en enige ervaring met gezamenlijk onderhoud. Willen bewoners dus zodanig van het gas af dat de rekening veel lager wordt, is de handen ineen slaan de meest optimale oplossing. Dat is niet eenvoudig maar er zijn methoden om dat te faciliteren. Bedenk dat elk gezin zijn eigen startpositie en mogelijkheden heeft (ook financieel, waar niet iedereen mee te koop loopt). Al die zaken zal men rekening mee moeten houden.

Het TNO werkboek van Buurkracht geeft een goed inzicht (zijn er meer; gaat om methodiek). Als de wensen en waarden van bewoners in beeld zijn komen er vaak richtingen voor technische oplossingen boven drijven. Als er bijvoorbeeld klachten zijn over het parkeren is dat aanpakken met een ondergrondse tank voor energie opslag wellicht een optie. Daarna kan er voor de techniek worden gekeken naar bekende projecten van woningbouwcorporaties, twee onder en kap oplossingen (meestal meer individueel, groter met meer verbruik, langere afstand voor gezamenlijk warmte gebruik etc.) en mocht dat niet lukken dan is het altijd nog mogelijk om subsidie aan te vragen om nieuwe alternatieven te onderzoeken.